vrijdag 10 december 2010

Cholesterol

Cholesterol geniet al tientallen jaren de aandacht en zorg van de media en de medische wereld, maar blijft toch een van de meest omstreden aspecten van de factoren die onze gezondheid beïnvloeden. Deskundigen zijn het niet eens over het verband tussen cholesterol en hartaandoeningen, en het publiek weet soms niet precies wat cholesterol is. Vaak worden twee soorten cholesterol - voedingscholesterol en bloedcholesterol - met elkaar verward. Voedingscholesterol zit in onze voeding en bloedcholesterol is van essentieel belang voor onze stofwisseling.

Wat is cholesterol?
Elke dag maakt de lever ongeveer 1 g bloedcholesterol, het vettige wasachtige materiaal dat deel uitmaakt van onze cellen. Bloedcholesterol is nodig voor het aanmaken van bepaalde hormonen en helpt bij de productie van vitamine D en galzuren die de spijsvertering helpen.
De risico's van hartaandoeningen door een te hoog bloedcholesterolgehalte zijn voornamelijk genetisch bepaald, hoewel voeding en overgewicht ook belangrijke factoren zijn. De erfelijkheid is natuurlijk niet te beïnvloeden, de voeding daarentegen wel.


Voeding kan helpen
Het gebruik van verzadigde vetzuren heeft het meeste effect op het bloedcholesterolgehalte en kan dat zelfs met 14 procent omlaag brengen.
Een Amerikaans onderzoek doet vermoeden dat het eten van oplosbare voedingsvezels - in havermout, witte bonen, pectinerijke vruchten zoals grapefruit en gedroogd fruit - het cholesterolgehalte nog verder kan verlagen. Bepaalde stoffen in knoflook onderdrukken ook de aanmaak van cholesterol in de lever.
De hoeveelheid cholesterol in onze voeding zegt niet alles over cholesterolgehalte van ons bloed  (dat wordt eerder bepaald door de hoeveelheid verzadigde vetzuren in onze voeding). Men gelooft nu dat cholesterolrijke voedingsmiddelen het risico op hartaandoeningen bij gezonde mensen niet dramatisch verhoogt. Maar de meeste experts zijn het er wel over eens dat mensen met hartklachten, hartaandoeningen in de familie of een hoog bloedcholesterolgehalte het voedingscholesterol zouden moeten beperken.
Grote hoeveelheden cholesterol zijn te vinden in eidooiers, orgaanvlees (vooral lever en hersenen) en in garnalen. De mate waarin die producten - arm aan verzadigde vetzuren maar rijk aan cholesterol - het bloedcholesterolgehalte beïnvloeden, is echter ook een groot twistpunt. Terwijl de wereldgezondheidsorganisatie stelt dat tien eieren per week geen kwaat kunnen, adviseert de Nederlandse Hartstichting niet meer dan twee eieren per week. En de Amerikaanse hartstichting spreekt over drie eieren per week.
In de welvaartslanden bedraagt de gemiddelde dagelijkse cholesterol inname van mannen circa 390 mg en die van vrouwen circa 290 mg - voldoende om het bloedcholesterol met vijf procent te doen stijgen.
Gelukkig kan het lichaam de verhogingen in voedingscholesterol normaal gesproken wel gladstrijken. Bij de meeste mensen produceert de lever automatisch minder cholesterol als het voedingscholesterolgehalte te hoog wordt. Zelfs bij een aanzienlijke vetconsumptie loopt de gemiddelde gezonde persoon geen risico.
Omdat ons bloed hoofdzakelijk uit water bestaat - dat zich niet met vet mengt - circuleert cholesterol door het lichaam, gekoppeld aan specifieke eiwitten die lipoproteïnen worden genoemd. Er zijn twee soorten: lage dichtheids Lipoproteïnen (LDL) en hoge dichtheids Lipoproteïnen (HDL). De LDL vervoerd circa driekwart van het cholesterol in het bloed en een hoog LDL gehalte betekent vaak ook een hoog cholesterolgehalte en dus een grotere kans op hartaandoeningen. Een hoog gehalte aan HDL - die veel minder vet meedragen - wijst op een kleinere dan gemiddelde kans op hartaandoeningen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten